Klik op een asteriks voor toelichting
(9:1-3) 1. En de vijfde engel stak de trompet. En ik zag een ster die uit de hemel op de aarde was neergestort. En haar werd de sleutel gegeven van de put van de afgrond. 2. En zij opende de put van de afgrond. 3. En rook steeg op uit de put, als de rook van een geweldige oven de zon en de lucht werden erdoor verduisterd. en uit de rook streken sprinkhanen op de aarde neer, en hun werd macht gegeven zoals de schorpioenen der aarde macht hebben.
1 of 8(9:7-10) En de sprinkhanen zagen eruit als paarden, ten oorlog toegerust. Het leek of zij op hun koppen gouden kronen droegen; hun gezichten deden denken aan die van de mensen; 8zij hadden haar als vrouwenhaar en tanden als die van leeuwen. 9Hun borstschilden geleken ijzeren harnassen, en het gedruis van hun vleugels was als het dreunen van wagens met veel paarden, die ten strijde snellen.
2 of 8(9:17-19) 17. En aldus zag ik in mijn visioen de paarden en hun berijders: de ruiters hadden vuurrode, grijsblauwe en zwavelgele harnassen, en de koppen van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. 18. Door deze drie plagen werd een derde deel van de mensen gedood, door het vuur en de rook en de zwavel die uit hun bek kwamen. 19.Want de macht van de paarden zit in hun bek, en ook in hun staart: want hun staarten zijn als slangen, voorzien van slangenkoppen, waarmee zij letsel toebrengen
3 of 8
(9:13-14) 13. En zij sprak tot de zesde engel die de trompet had: “Maak de vier engelen los die zijn vastgebonden bij de grote Eufraatstroom.” 15. Toen werden de vier engelen losgelaten, die voor het uur en de dag en de maand en het jaar gereed waren gehouden, om een derde deel van de mensen te doden.
4 of 8(10:1-11) Toen zag ik een andere sterke engel neerdalen van de hemel, gehuld in een wolk, de regenboog boven zijn hoofd. Zijn gelaat was als de zon en zijn benen als zuilen van vuur. 2. Hij hield een klein boekje open in zijn hand. Zijn rechtervoet zette hij op de zee en de linker op de aarde. 3. En hij gaf een geweldige schreeuw, als leeuwengebrul. En daarna weerklonken de zeven donderslagen.
5 of 8En daarna weerklonken de zeven donderslagen. 4En toen de zeven donderslagen gesproken hadden, wilde ik gaan schrijven, maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: “Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op.”
6 of 8(12:13-15) En zodra de draak zich op aarde zag neergeworpen, begon hij de vrouw die het mannelijk kind had gebaard, te vervolgen. 14. Maar aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote adelaar gegeven, om naar de woestijn te vliegen, naar de plaats voor haar bestemd, waar zij buiten het bereik van de slang wordt gespijzigd een tijd en twee tijden en een halve tijd. 15.Toen spuwde de slang uit zijn muil de vrouw water na, een stroom gelijk, opdat die stroom haar zou meesleuren.
7 of 8(13:1-1,11-11)En ik zag uit de zee een beest opstijgen. Het had tien horens en zeven koppen, en op zijn horens tien diademen, en op zijn koppen stonden godslasterlijke namen. 11.Toen zag ik een ander beest. Dit rees op uit de aarde. Het had twee horens als een lam, maar het sprak als een draak.
8 of 8Gerelateerd
Dürer, Trierer Apocalypse, Köllner Blokboek, Beatus (facunda, escorial)